studies in bijbelboeken
De Psalmen

Wat ben je bedroefd, mijn ziel

Kale tekst tbv zoekfuncite! PSALMEN 42 en 43 De psalmen 42 en 43 horen inhoudelijk bij elkaar. De vertalers van het NBG hebben dit, blijkens het opschrift boven Psalm 43, ook zo aangevoeld. Ze vormen als het ware een lied van drie coupletten met een terugkerend refrein 1 2). De primaire betekenis Op wie en op welke gebeurtenissen heeft dit lied betrekking? Zoals bij zoveeel gedeelten uit de Bijbel zullen we verschillende toepassingen herkennen, als we de primaire betekenis hebben verstaan. Het refrein geeft de gemoedsgesteldheid en tweestrijd van de dichter weer: hij is duidelijk onrustig, opgejaagd, maar tegelijkertijd is er hoop op God. Hij verkeert blijkbaar in moeitevolle omstandigheden: ver van Gods aangezicht, bespot 3), ten dode toe vervolgd 4) door de man van bedrog en onrecht 5). De zanger spreekt zich in het refrein moed in: God zal hem uiteindelijk niet aan z'n lot overlaten. In het eerste couplet 6) worden de kommervolle omstandigheden gezien in het licht van de herinnering aan betere dagen, toen er reden en vrijheid was om de feesten van de Heer te vieren. De klacht overheerst en droefheid overweldigt de zanger. In het tweede couplet 7) zijn de omstandigheden nog niet veranderd, maar richt de dichter zijn gedachten op God. Hij erkent, dat het God is, die ook deze omstandigheden toelaat en misschien zelfs (tot reiniging van zonden?) nodig acht. Maar hij klaagt niet alleen, hij legt zijn klacht bovenal aan God voor (v. 8). En dan begint het licht te gloren (v. 9). In het derde couplet 8) vinden we alleen een gebed. Daarin klinkt wel iets van de smart over de huidige situatie door, maar veel meer gaat het om het einddoel: God loven bij zijn altaar (v. 4). De dichter, die niet alles van Gods handelwijze begrijpt, accepteert de manier waarop God met hem handelt. Hij zegt als het ware: als dit nodig is om mij tot U te brengen - gaat U dan maar Uw gang, o God. Triomfantelijk erkent hij: U bent (toch) mijn God! Was dat misschien de erkenning, waarop de Heer wachtte? Natuurlijk handelt dit lied in de eerste plaats over de Korachieten zelf. Veel uitleggers menen, dat dit lied geschreven is in de tijd dat David met de zijnen moest vluchten voor Absalom. Terwijl David de Levieten, die in het heiligdom dienst moesten doen, terugstuurde 9), zijn de Korachieten, die als poortwachters minder nauw met de tempeldienst waren betrokken, bij David gebleven. Maar hoewel de eigengereidheid van hun stamvader bij hen niet aanwezig is, is het feit, dat zij ver bij de tempel vandaan zijn, wel reden voor grote droefheid. Een droefheid, die zij ongetwijfeld delen met David, voor wie het bijzonder pijnlijk moet zijn door zijn eigen zoon als vijand behandeld te worden. Toepassingen Met deze achtergrond van de psalm in gedachten, zijn we in staat tenminste drie toepassingen te herkennen: * Christus De psalm laat ons iets zien van de manier waarop Christus het lijden aan het kruis ervoer en verwerkte. Als de schepper van alle dingen en als de formeerder van Israël, werd Hij eerst door Joden en heidenen verworpen, maar vervolgens door God verlaten. Meer dan wie ook, kende Hij de omgang met God, genoot Hij diens nabijheid. Maar aan het kruis werd Hij verlaten, uitgestoten door hemel en aarde. Spotters riepen: Laat God Hem verlossen, indien Hij een welgevallen in Hem heeft 10). Daarmee daagden ze overigens zonder meer God uit, door zijn eigen getuigenis 11) ter discussie te stellen. Maar Hij sprak tot God, met de woorden van een andere psalm: Waarom vergeet Gij mij? 12 13). Het is goed voor de gelovige zo deze psalmen te lezen en stil te staan bij zijn Verlosser, wiens innerlijk hij zo beter leert kennen. * De gelovige Iedere gelovige kent in z'n leven momenten van beproeving, waarin hij zich totaal alleen voelt staan, overweldigd door de omstandigheden, schijnbaar ook door God verlaten. Soms kunnen wij daar geen oorzaak voor aanwijzen, soms is zonde de directe oorzaak. Maar hoe dan ook, we herkennen onszelf in psalmen als deze, zowel in de nood, als in het uitstrekken om hulp naar Hem, die op het moment zo ver weg schijnt, maar die geen bidder laat staan. De woorden van verwachting en hoop 14) en 15) zijn als zoete balsem voor de wonden van de ziel. * Israël in de verstrooiing Vluchtend voor een onrechtmatige kroonpretendent zijn David en de zijnen een afschaduwing van Israël in de verstrooiing, met name in de periode van de grote verdrukking van Matteüs 24:15-21. Al vele eeuwen duurt de verstrooiing. Ook vandaag de dag leeft de overgrote meerderheid van de Israëlieten (of Joden) in de diaspora - minder dan 20% van hen woont in het beloofde land! Maar er volgt nog een smartelijk dieptepunt, als het gelovig deel van de Joodse natie opnieuw het land moet verlaten en moet vluchten voor de mens der wetteloosheid, de zoon des verderfs, die de tempel in Jeruzalem en de aanbidding der mensheid voor zich opeist 16 17 18 19). Zij vluchten de bergen in 20), naar de enige plaats die aan de tirannie van de antichrist ontkomt: het gebied van Edom, Moab en Ammon 21). Een blik op de kaart leert ons, dat ook zij, zoals David vroeger, over de Jordaan zullen trekken 22) om te ontkomen aan hem, die onrechtmatig aanspraak maakt op het koningschap over de hele aarde. Het lijden van Israël in het verleden kan en mag niet gekleineerd worden. Niemand wenst dit volk een herhaling daarvan toe, maar helaas wacht de profetie nog een angstaanjagende vervulling - zie hoe Psalm 42:4,5 en Deuteronomium 28:65 overeenstemmen. Het zal lijken of Israël alleen in het verleden Gods volk was 23). De vijanden zullen opnieuw de tempel ontwijden en roepen: Waar is nu uw God? 24 25). Als in een vloedgolf lijkt Israël onder te gaan 26 27). Maar het woeden der volken onder leiding van antichrist 28) bewerkt een loutering van Israël. Het gelovig deel, door God aangesproken als 'Mijn volk', wordt erdoor afgezonderd van het verharde deel 29). En in de woestijn zullen Israël en de Heer met elkaar spreken van hart tot hart 30 31). Het gelovig overblijfsel keert zich openlijk tegen de antichrist, die door hen aan de kaak gesteld wordt als man van bedrog en onrecht 32). Niet langer vertrouwen zij op andere goden of op hun eigen kracht - God zelf is hun God en hun enige toevlucht 33). Zij vragen opnieuw naar Gods waarheid, zijn Woord 34). Daarom is de hoop in het refrein van deze psalm geen ijdele hoop. De aloude belofte zal vervuld worden: God brengt een keer in hun lot 35). Zij zullen de Heer op de ene plaats die God uitgekozen heeft, aanbidden: in Jeruzalem!




naar boven